
De Westelijke Eilanden (ook wel ‘de Mokumse Archipel’ genoemd) vormen een dorp op zich. De buurt was en is niet voor niets geliefd bij fotografen, schilders en filmregisseurs. Met haar pittoreske grachtjes en ophaalbruggen is dit misschien wel de mooiste buurt van Amsterdam.
De Westelijke Eilanden werden begin 17e eeuw aangelegd als onderdeel van de zogenaamde ‘Derde Uitleg’ van Amsterdam. Bij deze uitbreiding van de stad ontstonden onder meer de Jordaan en een gedeelte van de grachtengordel. De uitbreiding was nodig omdat het inwoneraantal van de stad onstuimig groeide: Amsterdam had in 1578 zo’n 30.000 inwoners; in 1620 waren dit er al 100.000. De nieuwe eilanden waren in eerste instantie voornamelijk bedoeld als uitbreiding van de haven. Naast woningen waren er dan ook veel scheepswerven en pakhuizen te vinden.


Galgenstraat
De realisatie van de Westelijke Eilanden verliep op een manier die zo’n vier eeuwen later vertrouwd aandoet. Zo lag de bouw jarenlang stil en bleek er flink gespeculeerd te zijn met de grond – door een van de burgemeesters nota bene – waardoor het budget ruimschoots werd overschreden. Ook vielen niet alle straatnamen in de smaak bij de Amsterdammers. Zo veranderde de tongbreker ‘Prinseneilanddwarsstraat’ in het veel beter bekkende ‘Galgenstraat’. Niet alleen omdat dat een stuk makkelijker is uit te spreken, maar vooral omdat je vanaf die straat zo’n mooi uitzicht had op de rottende lijken op het galgenveld aan de overkant in Noord.


George Breitner en Jacob Olie
Twee pioniers op het gebied van de fotografie hadden een band met de Westelijke Eilanden. Fotograaf Jacob Olie is geboren op Realeneiland, Zandhoek 10. En schilder en fotograaf George Hendrik Breitner had op Prinseneiland van 1898 tot 1914 zijn atelier. Dit gebouw, Prinseneiland 24, is ooit in opdracht van Breitner gebouwd en ook tegenwoordig nog in gebruik als atelierruimte voor kunstenaars. Breitner leverde ook het ontwerp. Wat vooral opvalt, zijn de twee bijzondere ingangen.



Bickerseiland
De oorspronkelijke namen van de eilanden zijn Vooreiland, Middeleiland en Achtereiland. De grond van de eilanden was voor een groot deel privébezit. Zo was het Vooreiland zelfs geheel eigendom van de steenrijke koopman Jan Bicker. Het duurde dan ook niet lang voordat het eiland Bickerseiland werd genoemd. En op Bickerseiland stond het gigantische Bickershuis met de enorme Bickerstoren van waaruit Jan zijn schepen de haven kon zien invaren. Naast Bickerseiland lag een palenrij waar schepen konden aanmeren, het Westerdok. Eeuwen later werd dit dok ingepolderd en veranderde het in de plek die we nu kennen. Jan Bickers huis is in 1700 al gesloopt. Een groot deel van het eiland volgde.



Seksonderzeeër
De Westelijke Eilanden hebben het eigenlijk niet nodig, maar jarenlang dobberde hier aan de Bickersgracht een bezienswaardigheid die behoorlijk wat publiek trok. Veel nietsvermoedende wandelaars zullen zich hier flink in de ogen hebben gewreven: is het echt wat ik daar zie? Een knalgele onderzeeër, drijvend in het Amsterdamse water? Ja, het was echt, en het kon nog varen ook. De duikboot had jarenlang aan de Parijse Seine dienstgedaan als locatie voor seksfeesten, tot de Franse overheid die activiteiten verbood en de eigenaar de boot verkocht aan een Amsterdammer. Die haalde de boot op in Parijs en legde aan bij Bickerseiland.

Realeneiland
Net als Bickerseiland was ook het Realeneiland oorspronkelijk eigendom van 1 Amsterdammer, de koopman en schepen (tegenwoordig te vergelijken met wethouder) Reynier Reael. Reynier zou zijn eiland in 2022 nauwelijks herkennen, want de slopershamer heeft ook hier flink huisgehouden. Eigenlijk is alleen de straat waar Jacob Olie woonde -de Zandhoek- intact gebleven.
Jacob Olie (1834-1905) is hier geboren en woonde er tot hij in 1878 trouwde met de 18 jaar jongere tekenlerares Line Blösmann. Zij stierf 8 jaar later bij de bevalling van hun vierde kind. Olie bleef als 52-jarige weduwnaar achter met vier jonge kinderen. Dat weerhield bouwkundige en schooldirecteur Olie er niet van in zijn vrije tijd zo’n 5.000 foto’s te maken met zijn zelfgebouwde camera. De foto’s werden pas in 1959 ontdekt, na een halve eeuw bij zijn dochter op zolder te hebben gelegen. Ze geven ons een uniek beeld van Amsterdam in de 19e eeuw toen de fotografie nog in de kinderschoenen stond.


We lezen hier weleens in onze pauze. Volgens mij heeft Ans Markus ook haar atelier daar in de buurt. Daar kwamen we ook langs. Weleens even met haar gepraat. Aardige vrouw.