
Op 10 mei is het precies 484 jaar geleden dat het Wederdopersoproer plaatsvond. De wederdopers verwachtten in 1535 dat God zijn hemels rijk zou vestigen in Amsterdam. Met geweld probeerden zij dit af te dwingen.
‘Ik zag uit de hemel een heilige stad naar beneden komen, het nieuwe Jeruzalem. Die stad kwam bij God vandaan. De stad was helemaal van goud gemaakt, zo zuiver en glanzend als glas. De Heer, de machtige God, is zelf in de stad, samen met het lam.’ Openbaring 21.
In het laatste boek van de Bijbel wordt voorspeld dat God en Jezus Christus uit de hemel zullen neerdalen om op aarde in een stad van goud te gaan wonen. De wederdopers denken eerst dat met deze stad het Duitse Münster bedoeld wordt. Maar als God daar ook na een half jaar nog niet is neergedaald beginnen ze te twijfelen. Ze komen tot de conclusie dat Amsterdam de stad is die ze moeten hebben. Amsterdam is het Nieuwe Jeruzalem.
Maarten Luther
De sekte der wederdopers ontstaat rond 1520 in het Zwitserse Zürich. Het is een periode dat het flink rommelt binnen het christelijke Europa. De vijandige Turken zijn tot aan Wenen binnengedrongen en de katholieke kerk bevindt zich in een diepe crisis. Maarten Luther heeft een paar jaar daarvoor een uitgebreid traktaat vol aantijgingen gepubliceerd dat van de traditionele rooms-katholieke gebruiken geen spaan heel laat. Het is het begin van het protestantisme. De wederdopers gaan nog een stapje verder dan dit Luthers protestantisme. Zo vinden zij dat alleen een volwassene oprecht kan geloven en dat je dus als volwassene pas gedoopt moet worden. Maar ook zijn zij ervan overtuigd dat het einde der tijden is gekomen. En dat Jezus Christus spoedig vanuit de hemel op aarde zal neerdalen om recht te spreken over de doden en de levenden. Daarna zal alleen voor de uitverkorenen nog plek zijn in dit nieuwe hemels koninkrijk op aarde. En om tot die uitverkorenen te behoren dien je als volwassene opnieuw gedoopt te worden. Dit wederdopen wordt door de heersende machten beschouwd als ketters, en dus bestraft met de doodstraf.
Jantje van Leiden, koning in Duitsland
In de Nederlanden vormt zich een groep wederdopers van de radicaalste soort. Hun leiders zijn de Haarlemse bakker Jan Matthijszoon en de Leidse kleermaker Jan Beukelszoon, ook wel Jan van Leiden genoemd. Ze beschouwen zichzelf als profeten. De Hollandse wederdopers zijn er van overtuigd dat de eindtijd zich zal voltrekken in het Duitse stadje Münster. Dat die plek dan al een bekend recalcitrant protestants bolwerk is zal zeker aan deze keuze bijgedragen hebben. De radicale wederdopers trekken met een grote groep naar Münster en komen er door eenvoudig machtsvertoon geweldloos aan de macht. Lokale bewoners die niks voor de wederdoop voelen mogen vertrekken. Daarna worden de stadspoorten gesloten.
De plaatselijke landheer Bisschop Von Waldeck besluit het er echter niet bij te laten zitten en belegert zijn stad. Maar de wederdopers zijn geduchte tegenstanders. Bij nachtelijke aanvallen op slapende soldaten maken ze talloze slachtoffers. De wederdopers blijken zeer fanatieke vechters. Elke inwoner heeft zijn eigen taak in de verdediging van de stad.
Leider Jan Mathijszoon denkt dat hijzelf onschendbaar is door goddelijke bescherming. Hij wil dit bewijzen door op zijn gemak te paard op de belegeraars af te rijden. Half Münster kijkt toe vanaf de stadsmuren. Jan zit klaar op zijn paard. De stadspoort opent zich. Maar Jan is nog geen paar meter de poort uitgereden als hij doorboord wordt door een regen aan pijlen en kogels. De soldaten van de bisschop grijpen zijn lichaam en hakken het in stukken, plaatsen zijn hoofd op een spies en spijkeren zijn genitaliën aan de Münsterse stadspoort. Geschokt neemt Jan van Leiden zijn leiderspositie over en laat zich meteen maar tot koning kronen. Het meervoudig huwelijk wordt toegestaan. Jan zelf heeft 16 vrouwen, waaronder de weduwe van zijn voorganger Jan Matthijszoon. Bezit wordt afgeschaft, eten en drinken wordt centraal bereid en genuttigd. Alle boeken, behalve de Bijbel, zijn verboden.
Het Duitse Münster, zo’n 250 kilometer van Amsterdam vandaan.
Het komt regelmatig voor dat de koning tijdens de gezamenlijke maaltijd visioenen krijgt waarbij hij plots met een vreemde stem onbegrijpelijke zinnen orakelt. Ook valt hij soms achterover en blijft op de grond liggen als een gekruisigde en gaat in gesprek met ‘de vader’. De strapatsen van Jan zorgen ervoor dat hij later vereeuwigd wordt door het gezegde ‘je er met een Jantje van Leiden vanaf maken’, wat oorspronkelijk betekende dat iemand onzinpraatjes ophangt.
Elke middag houdt de koning in vol ornaat preken op het marktplein waar hij tevens recht spreekt. Koning Jan is rechter en beul tegelijk, hij onthoofdt eigenhandig tientallen onderdanen. Het feit dat God of Jezus Christus hun opwachting nog niet hebben gemaakt in Münster, wekt bij Jan de indruk dat het volk wellicht nog te zondig is. Dit zorgt voor een religieuze terreur waarbij iedereen elkaar in de gaten houdt, verklikt en wantrouwt. Eén verkeerde blik in de kerk kan je de kop kosten.

Amsterdam, het Nieuwe Jeruzalem
Een jaar later is God of Jezus nog steeds niet op aarde in Münster neergedaald. Koning Jan komt op het idee dat Amsterdam wel eens een dependance van Gods rijk op aarde kan zijn. Amsterdam is al vanaf het Mirakel van Amsterdam in 1345 -een onverwoestbare hostie wordt beschouwd als een teken van God, pelgrims komen van heinde en verre om de mirakelstad te bezoeken- een bijzondere stad voor gelovige christenen. En ook al verfoeien de wederdopers de eucharistie met het hostieverhaal, de eeuwenlange status van Amsterdam als pelgrimsoord zal zeker bijgedragen hebben aan Jans idee dat ook Amsterdam een Nieuw Jeruzalem is. Hij smeedt een plan om op dezelfde wijze als in Münster de macht in Amsterdam over te nemen: door in groten getale met veel machtsvertoon de bestuurders tot vertrekken te dwingen. Uiteraard zal God zelf hier ook een handje bij helpen. Jan stuurt één van zijn meest begaafde vechtjassen naar Nederland om de goddelijke revolutie te brengen: Jan van Geel. Van Geel behoort tot de vroegste Münstergangers en is een trouwe volgeling van de koning.

Koning Jan van Leidens profetie over Amsterdam als het Nieuwe Jeruzalem verspreidt zich razendsnel. Wederdopers vanuit het hele land trekken naar Amsterdam om daar de komst van de almachtige af te wachten. Dit leidt tot een aantal spontane gevallen van godsdiensthysterie van bezeten wederdopers. Zo jagen vijf wederdopers in maart 1534 omstanders de stuipen op het lijf door zwaaiend met zwaarden door de Amsterdamse straten te rennen, gillend ‘Doet boete! Doet boete!’. De vijf worden opgepakt en verklaren later dat ze hadden verwacht dat God de zwaarden zou sturen om de stad te veroveren. De mannen worden vier dagen later geëxecuteerd.

Naaktlopers
Na de zwaardlopers wordt Amsterdam even later opgeschrikt door een groepje krijsende naaktlopers. Het betreft hier een groep wederdopers die geregeld samenkomt in een huis aan de Zoutsteeg, tussen Damrak en Nieuwendijk. Ze bidden en proberen elkaar te overtreffen in fanatisme. De glazenmaker Dirck Janszoon gaat daarin het verst. Maar Dirck maakt dezelfde fout als Jan Matthijszoon in Munster deed. Hij wil laten zien dat God hem onschendbaar heeft gemaakt door een gloeiende kool uit het vuur te pakken en in zijn mond te stoppen. Dirck loopt ernstige brandwonden op aan zijn gezicht en kan dagenlang niet praten of eten. Op de avond van 10 februari is hij dan ook stiller dan normaal tijdens de wekelijkse wederdopersbijeenkomst. Toch is zijn geloof en missie ongebroken. Dirck staat plots op en kleedt zich uit, zijn kleren gooit hij in het haardvuur. Voor zover verstaanbaar draagt hij alle aanwezigen op ook hun kleren uit te trekken en te verbranden ‘want dit is de naakte waarheid’. De naaktlopers rennen vervolgens spiernaakt de vrieskou in, gillend ‘wee wee over die werelt ende godloosen! wee wee Hemelse Vader, wraeck! wraeck!’ door de Amsterdamse straten. Ze worden vrij snel opgepakt en opgesloten. Zelfs in de koude kerkers weigeren ze kleding. De naaktlopers worden wegens ernstige ordeverstoring veroordeeld en opgehangen tussen de bogen van het stadhuis op de Dam.

Veldslag op de Dam
Jan van Geel moet de zwaard- en naaktloperij hoofdschuddend aan hebben gezien. Hij is een militair en een strateeg; hij gelooft in goed georganiseerde gewapende actie. Hij bereidt al maandenlang een zorgvuldig geplande aanval op het Amsterdamse stadhuis voor. In Amsterdam mobiliseert Van Geel strijdvaardige wederdopers en legt wapenvoorraden aan. Doel is het stadhuis binnen te vallen en met Gods hulp het stadsbestuur te verdrijven.
Op de avond van de tiende mei 1535 is het zover. Met zo’n 40 tot de tanden bewapende wederdopers komt Van Geel samen op de Dam. In het stadhuis wordt op dat moment een groot banket gehouden. De wederdopers vallen de bewakers aan en dringen het stadhuis binnen. In de totale chaos en paniek die ontstaat proberen de feestgangers te ontkomen. Dit lukt het grootste gedeelte van de aanwezigen, onder wie de vier aanwezige burgemeesters. Deze mobiliseren vervolgens onmiddellijk de schutterijen die in de tegenaanval gaan om het stadhuis te ontzetten. Ondertussen komen volgens plan her en der uit de stad gewapende wederdopers naar de Dam. Daar volgt een enorme veldslag waarbij tientallen doden vallen, waaronder één van de burgemeesters. De wederdopers worden het stadhuis in gedreven, belegerd door de Amsterdamse schutterij. Daar brengen de wederdopers psalmen zingend de nacht door, wachtend op goddelijk ingrijpen.
Als de zon opkomt op de ochtend van de elfde mei zien ze dat er kanonnen staan opgesteld op de Dam, gericht op het stadhuis. De kanonnen bulderen, kogels versplinteren de deuren van het stadhuis. Een stormloop van schutters volgt, de wederdopers overrompelend. Jan van Geel vlucht naar de bovenste toren, waar hij in het nauw gedreven vanaf springt. Het zal een genadige dood blijken te zijn vergeleken met het lot van de andere aanslagplegers.

Executie
Drie dagen later al worden de overlevende aanslagplegers berecht, veroordeeld en terechtgesteld. Dit laatste gebeurt op een manier die zelfs de laatmiddeleeuwse geharde Amsterdammer het bloed doet stollen. De veroordeelden worden op een schavot op de Dam op een bank vastgebonden, waarna de beul hen levend het hart uit het lijf snijdt en in hun mond propt. Daarna worden de lichamen in stukken gehakt. De stukken worden opgehangen aan de Sint-Anthonispoort -huidige Waag- Regulierspoort -huidige Munttoren- en de Haarlemmerpoort, de hoofden op een staak gespietst. Vrouwelijke wederdopers worden met een bootje het IJ opgevaren en daar overboord gegooid om te verdrinken.

Dezelfde plek nu.
Het einde van Jan van Leiden
Een maand later valt ook het koninkrijk Munster. Na anderhalf jaar beleg valt de inmiddels uitgehongerde stad in handen van de troepen van bisschop Von Waldeck. Koning Jan van Leiden en zijn hofhouding worden gevangen genomen. De gevallen koning en zijn twee meest naaste medewerkers worden 22 januari 1536 naar het Munsterse marktplein gebracht, de plek waar zij zelf zovele koppen hebben laten rollen. Op het schavot staat een beul klaar, met ijzeren tangen in een vuurkorf. Een uur lang wordt Jan met deze gloeiende tangen levend gevild, maar volgens een ooggetuige ‘was slechts het sissen van de tangen en het zware ademen van de twee mannen te horen’. Met een dolkstoot in het hart wordt een einde gemaakt aan het leven van koning Jan. Daarna volgen zijn twee naaste medewerkers. Ook zij geven geen krimp tijdens hun marteling. Na de dolkstoot in het hart worden hun lijken in kooien geplaatst die hoog aan de toren van de Sint Lambertuskerk worden gehangen. Daar blijven ze 50 jaar hangen. Tot de lijken verteerd zijn. De koning is dood, maar de kooien hangen daar tot op de dag van vandaag.
