
Dat het leven in de oude Jordaan hard en armoedig was, is bekend. Maar het leven in de Jodenbuurt achter het Waterlooplein was minstens zo hard. Zo bestond de Rode Leeuwengang aan de Valkenburgerstraat uit een verzameling krotten waar 300 personen woonden in 39 1-kamerwoningen. ‘In de Rode Leeuwengang is altijd ruzie. Er ligt altijd een kind op sterven. Minstens eenmaal per week komt de wagen van de gemeente iemand weghalen, die aan een besmettelijke ziekte lijdt.’
Rond 1595 worden de eilanden Vlooienburg, Marken, Uilenburg en Rapenburg aangelegd, de latere Jodenbuurt. Vlooienburg -het latere Waterlooplein- is bedoeld als woonwijk, de andere eilanden zijn in eerste instantie bestemd voor de scheepsbouw. Maar ook daar wordt vanaf 1660 vooral gewoond.
Voornamelijk Joodse bewoners
Net als op Vlooienburg zijn de bewoners voornamelijk Joden, gevlucht voor vervolging in eigen land. De rijkere Joden wonen aan en om de nabijgelegen Nieuwe Herengracht, maar het merendeel is arm en woont op deze eilanden. Vlooienburg is geen feest om te wonen -zie ‘De verdwenen woonwijk van het Waterlooplein’– maar de eilanden Uilenburg en Marken zijn nog veel erger.


Sloppen en gangen
Vanaf het moment dat de scheepsbouw van de eilanden Uilenburg en Marken naar Kattenburg en Wittenburg verhuist, worden de vrijgekomen kavels krakkemikkig volgebouwd. Op achtererven verschijnen dicht op elkaar gebouwde woningen waar nauwelijks daglicht doordringt. Net als in de Jordaan ontstaan er tientallen sloppen en gangen. Rond 1800 wonen er zo’n 30.000 Amsterdammers op de 4 eilanden; daarvan is 75% Joods. Eind van die eeuw is dit aantal verdubbeld. Het is het dichtstbevolkte stukje Amsterdam.
Vrijheid, gelijkheid en broederschap
Ondanks het rond 1600 relatief tolerante klimaat, hebben de Joden niet dezelfde rechten als de andere Amsterdammers. Zo zijn ze uitgesloten van vele gildes en beroepen. Dit verandert pas in 1795 als de Fransen ons land binnenvallen. In Frankrijk is dan de revolutie uitgebroken die in het teken staat van vrijheid, gelijkheid en broederschap. De Fransen passen deze gelijkheidsbeginselen ook hier toe en voeren het ‘Decreet over den Gelykstaat der Joodsche met alle andere Burgersconform’ in. Vanaf dan zijn ook Joden voor de wet gelijk. Dit verandert echter weinig aan de armoedige omstandigheden van de bewoners van de Jodenbuurt.
1-kamerwoningen met 12 personen
Op Uilenburg worden etagewoningen die eigenlijk gebouwd zijn voor één gezin opgedeeld in éénkamerwoningen van 20 vierkante meter waar vaak gezinnen van 6 of meer personen in leven. Uit het onderzoek ‘Krotten en Sloppen’ van L.M. Hermans uit 1901 wordt duidelijk dat de Valkenburgerstraat op Marken 142 éénkamerwoningen bevat. In de meeste van deze woningen wonen 6 mensen en er zijn zelfs 2 kamers die door 12 mensen worden bewoond. Deze kamers bevinden zich vaak in de gebruikelijke Amsterdamse panden van 4 verdiepingen met 3 kamers per verdieping. Het is dus volkomen normaal dat er zo’n 70 mannen, vrouwen, ouderen, baby’s en kinderen in 1 gehorig, houten vloeren huis wonen.
Per verdieping is er een emmer op de gang als toilet; stromend water is er niet. De Jodenbuurt bestaat voor 53% uit dit soort éénkamerwoningen, de eveneens arme Jordaan voor 44%. In de Jordaan wonen in 27% van deze woningen 4 of meer personen, in de Jodenbuurt is dat 52%.

Modderige drab
De grachten van Amsterdam droegen altijd al bij aan een zeer indringende stadslucht, maar de Markengracht spant de kroon. De modderige drab tussen Uilenburg en Marken verspreidt een ziekmakende stank die zelfs de meest dichtbevolkte kamer de ramen doet dichthouden. Als eind 19e eeuw voor het eerst over volkshuisvesting wordt gesproken in de gemeenteraad, zegt het liberale raadslid N.M. Josephus Jitta ‘beziet men dan de toestand van den Markengracht, dan zegt het gezond verstand, dat die voor de volksgezondheid schadelijk is’. Volgens sommigen komt dit omdat ‘de bewoners van dat stadsgedeelte sedert onheugelijke tijden de gewoonte hebben, om datgene, wat niet voor bewaring geschikt is, in de gracht te deponeeren.’
Er wordt besloten om grote delen van Uilenburg en Marken te slopen en gedeeltelijk te vervangen door nieuwbouw. Uilenburg is begin 20e eeuw de eerste Amsterdamse buurt die grootscheeps gesaneerd wordt. Tijdens de sanering verhuizen de Uilenburgse bewoners naar de nieuwe Transvaalbuurt in Oost.



Marken/Valkenburg
Schrijver Julius van Bergen beschrijft in 1872 het leven op Marken als volgt: ‘Op Marken, waar de echte typen van Palestina’s lagere volksklasse leven, voorttelen en sterven. Dáár verkeert de bevolking meer in de open lucht dan in de havenlooze woningen. Koken, braden, bakken, eten en drinken geschieden er op straat. Lepels en vorken zijn er weeldeartikelen, welke verhandeld maar niet gebruikt werden. Indien ze hier gewoon waren zich te verschoonen, zouden ze het op straat doen, doch daarvoor hebben ze geen tijd; derhalve blijft deze vertooning achterwege.’
Vanaf de 18e eeuw verandert om onduidelijke redenen de naam Marken in Valkenburg. Ook de Markenstraat wordt de Valkenburgerstraat. Net als Uilenburg bestaat Valkenburg uit sloppen en gangen waar de allerarmste Amsterdammers leven. Zo bestaat de Rode Leeuwengang aan de Valkenburgerstraat rond 1900 uit een verzameling krotten waar 300 personen wonen in 39 1-kamerwoningen.
Schrijver Meyer Sluyser is hier opgegroeid en schrijft erover: ‘In de Rode Leeuwengang is altijd ruzie. Er ligt altijd een kind op sterven. Minstens eenmaal per week komt de wagen van de gemeente iemand weghalen, die aan een besmettelijke ziekte lijdt. De gang is geen straat, het is een erfelijke belasting. Wie hier wordt geboren krijgt het noodlot mee: Hier zijt gij ter wereld gekomen, hier moet gij sterven.’


Sloop
In 1930 wordt begonnen met de sloop van de onbewoonbaar verklaarde huizen van Marken/Valkenburg. Veel bewoners verhuizen naar de nieuwbouw op het naastgelegen Uilenburg. Het plan is om de Valkenburgerstraat te verbreden; dus gaat het complete huizenblok aan de oosterzijde tegen de vlakte. Hier komt nieuwbouw voor in de plaats. De gangen en sloppen aan de westerzijde worden gesloopt maar een groot deel van die huizen blijft staan.




Beschamend litteken
De jaren ’30 nieuwbouw van Valkenburg is geen lang leven beschoren. Bij de bouw van de IJtunnel 30 jaar later, gaat de complete oosterzijde opnieuw tegen de vlakte. De buurt is na de Tweede Wereldoorlog een beschamend litteken in de stad: het merendeel van de Joodse bewoners is in de oorlog afgevoerd en vermoord. Hun verlaten huizen zijn in de hongerwinter van brandhout ontdaan en staan op instorten. Besloten wordt vrijwel het gehele Waterlooplein en heel Marken te slopen en te vervangen door nieuwbouw. Eerst verdwenen de bewoners, daarna hun huizen.


