De dienstmeisjes van Amsterdam

Het Amsterdamse dienstmeisje volgens een prent uit 1828: links, het dienstmeisje gaat op stap naar de kermis op het Rembrandtplein, midden: ze laat zich inpalmen door een gladde versierder, rechts: ze keert stomdronken terug naar huis en staat kotsend voor de deur.

Ze zijn veel vastgelegd op oude foto’s van Jacob Olie en George Hendrik Breitner: Amsterdamse dienstmeisjes. In hun witte jurken en met hoedjes op waren zij eeuwenlang een vast onderdeel van het Amsterdamse straatbeeld. Je had goede dienstmeisjes, maar ook hele slechte. Hoe zag het leven als dienstmeisje eruit, en waardoor waren zij plots verdwenen?

Het huishouden doen was tot 150 jaar geleden een stuk ingrijpender dan tegenwoordig. Huishoudelijke apparaten, zoals wasmachine, stofzuiger of gasfornuis, bestonden nog niet of waren voor de gewone man onbetaalbaar. Riolering, centrale verwarming en warm water uit de kraan zijn iets van midden 19e eeuw. De Amsterdammer van vroeger moest zich dus behoorlijk inspannen om te zorgen dat zijn huis en hijzelf enigszins toonbaar waren.

Hulp in de huishouding

De was doen kon een hele dag in beslag nemen, de kleden uitkloppen bij gebrek aan een stofzuiger was een zwaar karwei. En met het avondeten inkopen en bereiden moest men in de middag al beginnen. Een goede reden voor de meer vermogenden om een hulp in de huishouding in te huren, een dienstmeisje.

Herengracht 423, woning van notaris Jacob Vriesendorp. In de deuropening de dienstbode met de hond, 1902.
Dienstmeisjes op het Singel, 1907.

Zwaar werk

Dienstmeisjes, dienstbodes of dienstmaagden zijn van alle tijden. Voor Amsterdam ging het hier voornamelijk om meisjes uit de lagere klassen die soms al op hun twaalfde in een gezin aan het werk gingen. Daar werkten ze lange dagen, zes dagen per week, vaak in een groter team onder leiding van een butler. Op zondag hadden ze vrij. Ze moeten altijd deel uitgemaakt hebben van het Amsterdamse straatbeeld, maar de uitvinding van de fotografie maakte dit voor het eerst goed zichtbaar. Op de snapshots van Amsterdamse fotografiepioniers als Jacob Olie en Bernard Eilers zijn ze veelvuldig vastgelegd.

Het dienstmeisje of ‘de meid’ werd in het gunstigste geval als onderdeel van de familie beschouwd, zoals deze foto van de architect Gerrit Willem Vixseboxe en zijn gezin plus dienstmeid duidelijk maakt. Foto van Jacob Olie uit 1891.
Los van de lange dagen en het zware werk was het leven als dienstmeisje niet zonder gevaar: de Amsterdammer Christiaan Andriessen hield begin 1800 een tekeningendagboek bij en toont in bovenstaande tekening van 6 maart 1806 hoe hun dienstmeid Aagje wordt aangerand door notarisklerk Pieter Croese.

Verkeerde dienstmeisjes

Je kon ook het verkeerde dienstmeisje treffen. De Amsterdamse dienstmeisjes hadden sowieso niet altijd een beste reputatie, zoals op onderstaande prent uit 1828 te zien is: tekenaar J. Meeuwissen beeldde haar lanterfantend, vozend en stomdronken uit.

Het Amsterdamse dienstmeisje volgens een prent uit 1828: links, het dienstmeisje gaat op stap naar de kermis op het Rembrandtplein, midden: ze laat zich inpalmen door een gladde versierder, rechts: ze keert stomdronken terug naar huis en staat kotsend voor de deur.

Maar het kon nog veel erger. Dat overkwam de 32-jarige Mathilda Josephina Rameau Winia, woonachtig op de Nicolaas Witsenkade 6. Zij werd op de vroege ochtend van 26 februari 1910 door haar dienstmeisje Imke Beets en Imkes verloofde Pieter Ronner overgoten met kokend water in een poging haar te vermoorden en te beroven. Mathilda wist nog het raam te bereiken en om hulp te roepen, maar overleed twee dagen later aan haar verwondingen.

Plaats delict: de slaapkamer van Mathilda Josephina Rameau Winia, waar zij door haar dienstmeisje Imke Beetsma en Imkes verloofde Pieter Ronner werd overgoten met kokend water. Bij arrestatie bleek het dienstmeisje in het bezit te zijn van waardevolle spullen die ze gestolen had bij eerdere werkgevers. Foto uit album IV van de Amsterdamsche Politie, samengesteld door Hoofdcommissaris H.S. Hordijk, 1910.

Huize Lydia

Na de Eerste Wereldoorlog zochten in de jaren ’20 van de vorige eeuw vooral Duitse vrouwen in Nederland een betrekking als dienstmeisje. Duitsland lag in puin en de meisjes probeerden hier wat geld te verdienen, om daarna weer terug naar hun vaderland te gaan. Dat gebeurde niet altijd: vaak bleven de meisjes hier hangen omdat ze trouwden met een Nederlandse man. Maar het kwam ook voor dat meisjes verdwenen in de prostitutie. In 1934 waren er in Nederland 40.000 Duitse dienstmeisjes. Speciale Duitse dienstmeisjesverenigingen zagen erop toe dat de meisjes niet het slechte pad opgingen. Onder meer het opvanghuis voor meisjes ‘Huize Lydia’ aan het Roelof Hartplein ontfermde zich over de meisjes.

Huize Lydia, tussen 1924 en 1927 gebouwd in opdracht van de internationale Rooms-Katholieke Vereniging ter Bescherming van Meisjes, Roelof Hartplein 2, 1931. Het huis bevatte 158 slaapkamers die soms door wel zeven meisjes gedeeld moesten worden. Tegenwoordig worden de woningen verhuurd door Ymere en bevindt zich op de begane grond een buurtcentrum.

Mannenaanloop

De hele oostvleugel in Huize Lydia was bestemd voor Duitse meisjes. Hier konden ze tijdelijk verblijven tot ze een vaste betrekking hadden gevonden. ’s Avonds werden er culturele bijeenkomsten georganiseerd voor de meisjes. Die bijeenkomsten waren mede bedoeld om te zorgen dat de meisjes niet de hort op gingen. Dat dit niet altijd lukte, blijkt uit klachten van de buren over de aanloop van mannen bij het huis. In 1938 verplichtte Adolf Hitler alle Duitse dienstmeisjes terug te keren naar hun land. De meesten gingen terug naar Duitsland. De meisjes die een man hadden ontmoet, bleven hier.

Een woonvertrek in Huize Lydia, 1931. Gezien het hoge aantal bewoners moet het regelmatig voor zijn gekomen dat er meerdere meisjes in een dergelijke kamer sliepen.

Moderne tijden

Na de Tweede Wereldoorlog verdwenen de dienstmeisjes snel uit het straatbeeld. Het land was arm en vooral de intrede van betaalbare huishoudelijke apparaten in de jaren ’50 maakte dienstmeisjes overbodig. Het Amsterdamse dienstmeisje is verdwenen, maar ze leeft voort in de foto’s van Jacob Olie en Bernard Eilers.

Auteur: Frank van Vuuren

Communicatiemedewerker Gemeente Amsterdam

Geef een reactie

Ontdek meer van Over Amsterdam

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder