Minder bekende literaire feitjes

Eén van de meest iconische boekcovers uit de Nederlandse literatuur is het in 1964 verschenen ‘Ik, Jan Cremer’ van de dan 23-jarige Jan Cremer. De foto op de cover lijkt uit een professionele fotostudio te komen, maar blijkt later met enig kunst en vliegwerk gemaakt te zijn op straat in Amsterdam.

Het is Boekenweek. Een mooi moment om eens te kijken naar wat minder bekende literaire feitjes rond Amsterdam. Over heftige literaire mannenvriendschappen, een Rood Paleis in Amsterdam en een van de meest iconische boekcovers uit de Nederlandse literatuur.

In recente tijden zijn vooral de cafés De Zwart, Schiller en Scheltema bekend als typische schrijverscafés. Maar zo’n 150 jaar geleden was Die Port van Cleve aan de Nieuwezijds Voorburgwal de absolute hotspot van hip schrijvend Amsterdam. De plek was inspiratiebron en toneel van liederlijke bacchanalen tegelijk. Maar ook een plek van menselijke drama’s.

Die Port van Cleve

In 1870 opent Die Port van Cleve zijn deuren als onderdeel van de eerste bierbrouwerij van Gerard Adriaan Heineken. Tot de vaste gasten behoren de wilde kunstenaars van de Tachtigers. Deze nieuwe beweging leidt tot een revolutie in de Nederlandse literatuur. Leidende figuur van de Tachtigers is dichter Willem Kloos, een man van uitersten, zowel qua drank en drugs als qua relaties en vriendschappen. Als zijn beste vriend Albert Verwey zich in 1888 verlooft, stort Kloos in een diepe depressie. Terwijl hij zich een stuk in zijn kraag drinkt in Die Port van Cleve, schrijft hij een briefje aan Verwey dat nog het meest lijkt op een afscheidsbrief van een ex-geliefde. Literatuurhistorici breken zich tot op de dag van vandaag het hoofd over Kloos’ seksuele geaardheid en de aard van zijn mannenvriendschappen.

Heftige literaire mannenvriendschappen: een wanhopige Willem Kloos die vanuit Die Port van Cleve niet weet hoe hij verder moet nu zijn beste vriend Albert Verwey zich verloofd heeft.
Willem Kloos in 1892, gefotografeerd door schilder Willem Witsen.

Na een jarenlange periode van alcoholisme, depressies en zelfmoordpogingen treedt Kloos tot ieders verbazing in 1900 in het huwelijk met de struise Jeanne Reyneke van Stuwe. Zij zorgt ervoor dat Kloos zijn leven betert en zich niet meer verliest in buitenissigheden. In 1938 overlijdt Willem Kloos in Den Haag.

Kloos’ literaire werk doorstaat de tand des tijds niet, hij wordt weinig meer gelezen. Maar zijn woeste levenswandel blijft stof voor boeken, films en toneelstukken. De in 2018 overleden Amsterdamse dichters F. Starik en Menno Wigman maakten samen muziek in een bandje dat ze de Willem Kloos Groep noemden. Volgens Starik ‘een band die harde muziek maakt op tekst van dode dichters’.

Die Port van Cleve in 1890.
Dezelfde plek tegenwoordig.

Rood Paleis

In 1936 verschijnt het surrealistische meesterwerk ‘Rood Paleis’ van schrijver en advocaat Ferdinand Bordewijk. Bordewijk heeft dan al een aantal van zijn bekendste werken op zijn naam staan. In 1938 volgt het in 1997 verfilmde ‘Karakter’. ‘Rood Paleis’ gaat over een duister gebouw aan de Amsterdamse Passeerdersgracht waar een bordeel in gevestigd is. In plaats van als een plek van plezier, beschrijft Bordewijk het Rood Paleis als een griezelig oord, bevolkt door ‘het gedrochtje Fré’, ‘het meisje Contrepartie’ dat een verwoeste menselijkheid bezat, ‘haar doodsstrijd duurde al jaren’, en de madame van het bordeel: Mevrouw Doom, ‘een overweldigend sombere verschijning. Een groot wezen, en een zeer groot gelaat. Een droomgelaat.’ Kortom: een boek als een nachtmerrie.

In het nawoord van Rood Paleis vertelt Bordewijk over zijn inspiratiebronnen: ‘Daarom moge worden geboekstaafd: dat bij het bekijken van Loman’s Atlas van Amsterdam van 1876, waarin de plattegronden van alle gebouwen zijn weergegeven, de aandacht van de schrijver werd getrokken tot een vierkant pand op de Passeerdergracht, waarvan de toenmalige bestemming hem tot heden onbekend is, maar dat door zijn buitengewone grootte dadelijk opviel.’

De Lomans Atlas uit 1876 met zwart omcirkeld het gebouw zoals Bordewijk het voor het eerst zag.

In Rood Paleis beschrijft Bordewijk het gebouw als volgt: ‘Rood Paleis lag in het laatste daglicht. Een blok van een gebouw met vele ramen, de deur niet precies in het midden, gestoept naar de straat. Een zwaar pand van baksteen, bruinrood geverfd, lakbruin. De jalouzieën neer voor alle ramen. De jalouzieën van dezelfde geweldige kleur. Een pand van somberheid en verschrikking in de oogen van zwarten Tijs. Een pand in zichzelf gekeerd als een onbewoond huis. Een pand met een geheim.’

Het Rood Paleis van Bordewijk aan de Passeerdersgracht 17-19. In werkelijkheid is het pand uit 1850 nooit een bordeel geweest. Oorspronkelijk was het een Tehuis voor Onbehuisden, inmiddels is het een woon- en werkruimte. Van 2006 tot 2016 was er een kunsthandel in het gebouw gevestigd genaamd ‘De Rode Salon’, een verwijzing naar Bordewijks boek.

Rood Paleis van F. Bordewijk uit 1936.

Ik, Jan Cremer

Zoals de Tachtigers rond 1890 de Nederlandse literatuur in één klap naar een andere richting leiden, doet de piepjonge schilder en schrijver Jan Cremer uit Enschede dat in 1964. Zijn boek is een verslag van Cremers avontuurlijke leven met uitzonderlijk veel aandacht voor zijn seksuele escapades. Vernieuwend, overdonderend en ook nog eens uitzonderlijk goed geschreven. Het boek wordt een onverbiddelijke bestseller. Zijn stijl wordt veelvuldig gekopieerd en de cover van Cremer op zijn motorfiets is beeldbepalend voor nieuwe tijden na de benauwde jaren ’50. De foto lijkt uit een professionele fotostudio te komen, maar blijkt later met enig kunst en vliegwerk gemaakt te zijn op straat in Amsterdam.

Eén van de meest iconische boekcovers uit de Nederlandse literatuur: het in 1964 verschenen ‘Ik, Jan Cremer’ van de dan 23-jarige Jan Cremer. Het boek luidde definitief het einde in van het benepen naoorlogse Nederland en markeerde het begin van de vrije jaren ’60.
Cremers goede vriend en compagnon Wim van der Linden maakte de foto van Cremer op zijn Harley Davidson tegenover Van der Lindens ouderlijk huis aan de Raphaelstraat, hoek Gerrit van der Veenstraat. Er was geen geld voor een professionele fotostudio, dus hingen Cremer en Van der Linden witte lakens aan de muren en fotografeerden gewoon midden op straat. (uit: Jan Cremer, Working Class Hero).

De plek waar de foto van de cover van ‘Ik, Jan Cremer’ werd gemaakt.

Café het Paleis

Jan Cremer is zijn hele leven veel op reis en bezit huizen in meerdere buitenlandse steden. Tussen 1976 en 2002 bevindt zijn Amsterdamse pied-à-terre zich aan het Singel 237 2-hoog. Op de begane grond zit café het Paleis. Toeval of niet: dit café is eind jaren ’80 de favoriete hang-out van een nieuwe generatie aanstormende Amsterdamse schrijvers en schilders waarvan Joost Zwagerman en Rob Scholte later het bekendst zullen zijn. In de beste traditie van de Tachtigers doen zij zich hier tegoed aan allerhande genotsmiddelen, waarna de nacht dansend doorgebracht wordt in discotheek Roxy. Ondertussen wordt er wel gewerkt: ze richten de kunstenaarsgroep ‘de Maximalen’ op, geven een tijdschrift uit en Zwagerman is dan bezig met zijn latere bestseller ‘Gimmick!’ die in 1989 verschijnt. Cremer is een groot voorbeeld voor Zwagerman. Maar het lijkt erop dat hun paden zich in het Paleis niet hebben gekruist. Het is zelfs niet duidelijk of de ambitieuze groep kunstenaars wist dat Cremer boven hun stamcafé woonde. Maar terwijl de jonge Zwagerman en Scholte grootse plannen maakten, zat hun grote voorbeeld daar boven hun hoofd te schrijven en te schilderen.

Café het Paleis in 1930 toen het nog geen café was. Voordat ondernemer Benjamin Markx hier in 1983 een café begon, was het onder meer een kledingwinkel en een kapsalon.

Café het Paleis op de hoek Singel/Paleisstraat nu. Eind jaren ’80 zowel atelier/woning van schrijver/schilder Jan Cremer als trefpunt van de aanstormende generatie nieuwe kunstenaars, waaronder Joost Zwagerman en Rob Scholte.

Auteur: Frank van Vuuren

Communicatiemedewerker Gemeente Amsterdam

Eén gedachte over “Minder bekende literaire feitjes”

Geef een reactie

%d bloggers liken dit: