We staan op de drempel van een nieuw decennium; nog even en dan beginnen de jaren ’20 van onze eeuw. Hoe stond Amsterdam er eigenlijk voor in de jaren ’20 van de vorige eeuw? Als we het ‘Statistisch jaarboek der Gemeente’ uit 1925 erbij pakken, krijgen we daar al een aardig beeld van.

Met zijn vieren in een huis
Volgens het laatste jaarboek van OIS heeft Amsterdam inmiddels 862.987 inwoners en 441.467 woningen. Hoe was dat ruim 100 jaar geleden? In 1925 heeft Amsterdam 718.046 inwoners. Zij bewonen slechts 178.277 woningen. Elk Amsterdams huis heeft dus gemiddeld 4 bewoners. Tegenwoordig zijn dit er 2 per woning. Bovendien is de stad een stuk compacter dan nu, want gebieden als Nieuw-West, Buitenveldert en Zuidoost bestaan nog niet. Dat houdt in dat het knap druk in de stad moet zijn geweest. Onderstaand filmpje bevestigt dat.
Vermakelijke filmbeelden van Amsterdam in 1920, gemaakt door de ANWB. Verbaas u over de drukte op de straten en over het herkenbare gedrag van de verkeersdeelnemers -op 2.38 de Leidsestraat met klassiek fietsgedrag: voetgangers die bijna van de sokken worden gereden- beelden van het Leidseplein, de oude Jodenbreestraat en het Paleis voor Volksvlijt.
Bij je ouders in huis
Interessant is ook ‘het aantal gehuwde paren die zijn gaan inwonen’: in 1925 trekken 1.222 gehuwde paren in bij ouders of schoonouders, of delen een etage met een ander stel. Dat is 27% van het totale aantal gehuwden dat zich dat jaar als echtpaar in Amsterdam vestigt.
Trouwe kerkgangers
Amsterdam is een godvrezende stad van trouwe kerkgangers. Zo’n 200.000 Amsterdammers zijn lid van de Nederlands Hervormde kerk. Het is een stad van gezinnen: slechts 28.366 personen wonen en leven alleen. Ter vergelijking: tegenwoordig telt Amsterdam 251.828 éénpersoonshuishoudens. De gemiddelde jaartemperatuur is 10,2 graden. Vorig jaar was dat 11,5 graden.

De krant van toen
Moderne communicatiemiddelen als telefoon en radio staan nog in de kinderschoenen, televisie en computers bestaan nog niet. Voor nieuws is men dus aangewezen op de krant. Die verschijnt dan ook tweemaal per dag, een ochtendeditie en een avondeditie. Rond het Spui bevinden zich de nieuwsredacties van de grootste kranten. Dat heeft voornamelijk met de nabijheid van het hoofdpostkantoor te maken, het huidige Magna Plaza. Hier gaan redacteuren naartoe om per telegraaf buitenlandse berichten van collega’s te ontvangen. Eén van de grootste kranten is het Algemeen Handelsblad, gevestigd in een prachtig gebouw aan de Nieuwezijds Voorburgwal 240. Pal naast café Scheltema. Handig, want het journaille houdt van een drankje.


Het door Eduard Cuypers ontworpen kantoor van het Algemeen Handelsblad, waar de krantenredactie van 1903 tot 1977 gevestigd was. Naast het gebouw het vermaarde journalistencafé Scheltema: trefpunt van medewerkers van verschillende kranten en bladen die hier gevestigd waren.
Paleizen voor de arbeiders
De stad verandert, met name door de nieuwe bouwstijl van de Amsterdamse School. Rond 1910 ontwikkelt deze stijl zich. In de jaren ’20 is hij op zijn hoogtepunt. Het Plan Zuid, dat bestaat uit de Rivierenbuurt, Apollobuurt en Stadionbuurt, wordt in deze stijl gebouwd.
Ook in West wordt de stijl toegepast bij eenvoudige arbeiderswoningen die toch met veel gevoel voor esthetiek worden vormgegeven. Paleizen voor de arbeiders moeten het zijn. Zo wordt aan de Oostzaanstraat een groot wooncomplex neergezet: Het Schip. De woningen zijn ontstaan uit de woningwet van 1901, die het begin van de sociale woningbouw inluidt.
Paleizen voor de arbeiders: Het Schip. Hier is tegenwoordig een museum in gevestigd, inclusief straatmeubilair uit de jaren ’20 en een modelwoning.

Waan uzelf in de jaren ’20 van de vorige eeuw in de Nieuwe Pijp anno 2019.
Vervoer
Vanaf Schiphol vertrekken in 1925 4.033 passagiers per vliegtuig naar bestemmingen binnen Europa. Op steden buiten Europa wordt nog niet gevlogen. Tegenwoordig doen 72 miljoen passagiers per jaar Schiphol aan.

Vanaf het begin van de eeuw is er in de stad een nieuw fenomeen te zien: de auto. In 1925 telt Amsterdam al 5.500 automobielen. Anno 2019 zijn dit er 231.185. In 1925 waren er 200.000 fietsen, tegenwoordig zijn dat er 900.000. Er zijn momenteel dus meer fietsen dan inwoners.

Vermaak
De Amsterdammer gaat voor zijn vermaak naar café, Vondelpark of Artis. Vanaf het begin van de eeuw komt daar de bioscoop bij. In 1921 opent de Poolse Abraham Tuschinski zijn ‘Tempel voor de Kunst en het Vermaak’ aan de Reguliersbreestraat: een bioscoop verpakt in een overrompelende combinatie van Jugendstil, Art deco en Amsterdamse School. Eén van de populairste films die hier in de jaren ’20 draaien is de Nederlandse film ‘De Jantjes’, een film over Hollandse matrozen die naar Indië gaan. Een andere populaire plek is het Paleis voor Volksvlijt op het Frederiksplein, een gigantisch glazen gebouw met exposities en theater. Ook bevat het een winkelcentrum. Al vanaf 1864 is dit een geliefde plek voor amusement en vertier.

Amsterdamse uitvinding
Absoluut hoogtepunt voor Amsterdam in de jaren ’20 zijn de Olympische Spelen die in 1928 hier gehouden worden. In Zuid wordt het Olympisch Stadion gebouwd, naar een ontwerp van Jan Wils. Deze Wils bedenkt ook dat het misschien een aardig idee is om de Spelen te beginnen met een groot vuur, een primeur. De huidige Olympische traditie van het aansteken van een vuur dat gedurende de Spelen brandend gehouden wordt, begint dus hier in Amsterdam.

Voorbode van rampspoed
De jaren ’20 eindigen met een ramp die een voorbode zal blijken te zijn voor de zware jaren ’30 die volgen. In de nacht van 17 op 18 april wordt het Paleis voor Volksvlijt door brand (waarschijnlijk ontstaan in de keuken) verwoest. Het gebouw brandt in een mum van tijd geheel uit. De stad is verbijsterd; de volgende dag staan Amsterdammers zich massaal te vergapen aan de nasmeulende resten. Eind oktober van datzelfde jaar stort de New Yorkse aandelenbeurs in. De financiële markt gaat fors onderuit. Dit luidt het definitieve einde van de onbezorgde roaring twenties en het begin van de crisisjaren van de jaren ’30 in.
