Stolpersteine in 2014 geplaatst bij het laatste woonadres van Abraham Tuschinski, Rochussenstraat 77c Rotterdam
De Poolse Rotterdammer Abraham Tuschinski verrijkte Amsterdam met één van de meest markante en stijlvolle gebouwen: Theater Tuschinski in de Reguliersbreestaat bij het Rembrandtplein. De 56-jarige Tuschinski werd in 1942 samen met zijn vrouw Manja vanuit kamp Westerbork op transport gesteld naar Auschwitz waar zij op 17 september 1942 werden vermoord.
Theater Tuschinski aan de Reguliersbreestraat, ‘Tempel voor de Kunst en het Vermaak’ van Abraham Tuschinski
Hotel Polski in de Nadorststraat
De naam Tuschinski staat voor menig Amsterdammer synoniem aan glamoureuze filmpremières en een prachtige bioscoop in uitzinnige bouwstijlen. De man die Amsterdam één van de meest opvallende en kenmerkende gebouwen gaf was een selfmade zakenman die nauwelijks kon lezen of schrijven. En ook met rekenen had hij moeite, niet echt handig voor een zakenman. Toch kreeg hij het voor elkaar een bioscoopimperium uit de grond te stampen met vestigingen in Rotterdam en Amsterdam.
Abraham Tuschinski is een ongeschoolde Poolse jood uit een arm kleermakersgezin te Brzezin. Hij trouwt al op zijn 17e met Manja Ehrlich en het paar heeft grote plannen, ze willen emigreren naar Amerika. De piepjonge Abraham -Abram volgens zijn geboortecertificaat- vertrekt in zijn eentje naar Rotterdam om daar met de Holland-Amerika Lijn naar New York te reizen, de bedoeling is dat hij Manja laat overkomen zodra huisvesting en enig kapitaal geregeld zijn. De inmiddels 18-jarige Abram komt niet ver: hij vindt werk als kleermaker in Rotterdam en raakt zo verknocht aan de stad dat hij daar blijft. Manja komt over vanuit Polen en ze beginnen samen een pension -Hotel Polski genaamd- in de Nadorststraat te Rotterdam.
Abraham Tuschinski 1886 – 1942
MGM
De legende wil dat de latere filmtycoon Samuel Goldwyn -oprichter van MGM- in Hotel Polski als straatarme Pool overnachtte alvorens de grote oversteek te maken en de grootste filmstudio van Amerika op te richten, maar bewijzen hiervoor ontbreken. Hoe de Tuschinski’s uiteindelijk precies verslingerd raken aan de nieuwe uitvinding van het bewegende beeld is niet helemaal duidelijk, feit is wel dat zij in 1911 hun eerste bioscoop in Rotterdam openen. Er volgen er nog vijf. De ongeletterde Poolse jood Abram verandert in de flamboyante Rotterdamse zakenman Tuschinski. Naast zakelijk succes is er ook persoonlijk leed: drie van Abrams en Manja’s kinderen sterven vroegtijdig. En Tuschinski wordt verliefd op de vrouw van zijn zakenpartner Hermann Ehrlich, Johanna -Jet- Bood. Vanaf de jaren ’20 tot aan zijn dood zal hij met haar een verhouding hebben, na Jets scheiding van Hermann gedeeltelijk wonend bij Jet en gedeeltelijk bij een doodongelukkige jaloerse Manja en zoon Will.
Theater Tuschinski
Tuschinski is regelmatig voor zaken in Amsterdam. In Hotel Krasnapolsy -ook opgezet door een emigrant met Poolse achtergrond- komen elke week de bioiscoopeigenaren bij elkaar om de nieuwste films te bekijken, en Tuschinski vat het plan op om in de hoofdstad zijn magnus opus te bouwen: Theater Tuschinski. In 1921 opent hij deze ‘Tempel voor de Kunst en het Vermaak’ aan de Reguliersbreestraat nabij het Rembrandtplein. Het imposante gebouw is een overrompelende combinatie van Jugendstil, Art deco en Amsterdamse School en verwerft direct een prominente plek in het Amsterdamse uitgaansleven.
Abraham Tuschinski (in het midden) in de Grand Foyer van zijn Theater Tuschinski, 1927
De Grand Foyer tegenwoordig
Auschwitz
In 1939 sterft Tuschinski’s enige zoon Will aan keelkanker. Het zal het begin zijn van het einde van de grote, flamboyante Tuschinski. ‘Ik troost me alleen met de gedachte dat de dood hem misschien voor een veel erger lot behoedt heeft, want het gaat mis met ons joden,’ zegt de gebroken Abram. In 1940 komt deze sombere toekomstvoorspelling uit: Duitsland valt Nederland binnen. Om het land tot overgave te dwingen wordt Rotterdam gebombardeerd. Alle bioscopen van Tuschinski inclusief zijn woonhuis aan de Coolsingel gaan in vlammen op. Een groep jonge communisten hangt een Nederlandse vlag op aan de Tuschinski bioscoop bij het Rembrandtplein, en deze provocatie wordt door de Duitsers bestraft met onmiddellijke sluiting. Tuschinski is zijn levenswerk, zijn huis en zijn kind kwijt.
Tuschinski’s minnares Jet biedt haar huis in de Rochussenstraat aan als tijdelijk logeeradres. Daar trekken Abram en Manja in. Twee jaar lang leven zij daar met z’n drieën samen. Op 1 juli 1942 worden ze opgepakt en via kamp Westerbork naar Auschwitz gestuurd.
Een medegevangene van Westerbork -filmcritica Ellen Walter- herinnert zich later dat Bram Tuschinski ondanks zijn sombere toekomstvisie en ellende haar in Westerbork zegt: ‘Als dit alles voorbij is, komt u weer fijn in mijn mooie theater.’
Stolpersteine in 2014 geplaatst bij het laatste woonadres van Abraham Tuschinski, zijn vrouw Manja (Mariem) en minnares Jet (Johanna), Rochussenstraat 77c Rotterdam