
Van 1832 tot het einde van de 19e eeuw stierven duizenden Amsterdammers aan cholera. De ziekte kon volkomen onverwacht toeslaan en was bijzonder dodelijk. Het kwam voor dat gezonde mensen op straat opeens ten prooi vielen aan cholera en binnen een paar uur stierven. De dood kwam op een afschuwelijke manier: hevige diarree en braken, stuiptrekkingen en een blauw kleurende huid. Er hing jarenlang een verlammende angst over de stad. De oorzaak van cholera was onbekend, een adequaat medicijn niet voorhanden.
Amsterdam heeft vele epidemieën gehad: de pest, Spaanse griep en tuberculose hebben hier in de loop der eeuwen flink huisgehouden. Eén van de meest afschuwelijke epidemieën ooit was de cholera-epidemie in de 19e eeuw. Deze epidemie bracht de stad echter ook vooruitgang. Waterleiding, riolering en onze huidige opvattingen over hygiëne in het algemeen zijn een direct gevolg van de cholera-epidemie.
Straf Gods
Toen in de middeleeuwen de pest uitbrak, dacht men dat dit een straf van God was. Zogenaamde flagellanten gingen, om boete te doen, steden en dorpen af om zichzelf er op het marktplein met zwepen van langs te geven. Vaste zondebok bij elke vorm van onheil waren de Joden. Ook in Nederland zijn er gevallen bekend van lynchpartijen onder Joodse gemeenschappen vanwege de pest. In de 19e eeuw was men al wat realistischer geworden, maar de medische wetenschap tastte wat betreft de oorsprong van vele ziektes nog volkomen in het duister. Toen de cholera in 1832 uitbrak viel op dat vooral de armsten hard werden getroffen. Men dacht daarom dat de cholera-uitbraak een complot van de rijke elite was, om de armen uit te roeien.

Aarsmaden
Dat Amsterdam geen al te gezonde stad was, was echter voor iedereen duidelijk: de permanente stank die er hing was van een onvoorstelbare smerigheid. De grachten lagen vol slachtafval en uitwerpselen, ‘s zomers walmend in de hitte. Er hing een giftige zwaveldamp boven het water die de luchtwegen aantastte en het verf op de huizen deed verkleuren. De rijkere Amsterdammers bewoonden dan wel de statige grachtenpanden, maar zodra het warm werd maakten zij dat ze weg kwamen naar hun buitenplaatsen. Op zoek naar frisse lucht. Amsterdam stond bekend als ‘een mooie vrouw’ maar dan wel een mooie vrouw ‘met een slechte adem’.

De Jordaan was het smerigst: een overbevolkt getto met 90.000 op elkaar gepakte armoedzaaiers. Geen douche, geen toilet, geen benul van hygiëne. Behoeftes werden gedaan in emmers of tonnen. Via een buis kwamen ze direct in de grachten of in de goten langs de straten terecht. Soms werden de uitwerpselen in een gemeenschappelijke beerput onder de grond gedeponeerd. Uit onderzoek naar beerputten uit die tijd blijkt dat veel mensen last hadden van wormen, zogenaamde aarsmaden. Deze aarsmaden veroorzaakten enorme jeuk, vooral ‘s nachts. De arme Jordanezen hielden elkaar dus ook nog eens allemaal krabbend wakker.


Beschonken stad
Drinkwater was schaars. Her en der in de stad stonden houten huisjes met kelders die regenwater opvingen. Hier konden Amsterdammers regenwater kopen. Ook werd er water uit de Vecht naar de stad gebracht. Maar ook dit water was van dubieuze kwaliteit. Om toch enigszins veilig de dorst te lessen, dronk de Amsterdammer bier. Dit was immers gebrouwen, dus gekookt, en door de alcohol minder gevaarlijk dan vervuild water. De brouwers waren altijd op zoek naar bruikbaar water, maar soms werd bij gebrek daaraan water uit de grachten gebruikt. Het bier was licht, ongeveer 3% alcohol, en het water zo sterk vervuild dat het bier slechts heel in de verte deed denken aan het heldere frisse biertje dat wij tegenwoordig kennen. Wie het kon betalen dronk zwaar bier, te vergelijken met een hedendaagse tripel. Het hoge alcoholpercentage daarin doodde de meeste schadelijke bacteriën. Bier was eeuwenlang het water van nu, het werd de hele dag door gedronken. Wat inhoudt dat de Amsterdammer van toen in een permanente staat van lichte beschonkenheid verkeerde.

Cholera
In de 19e eeuw betaalt de stad een hoge prijs voor het gebrek aan hygiëne: de cholera breekt uit. Er overlijden in 1832 1.200 Amsterdammers aan. In 1848 sterven er 2.273 Amsterdammers aan cholera, in 1866 nog eens 1.100. Men denkt, niet geheel onlogisch, dat de ziekte zich verspreidt door ziektebacillen in de lucht. Plekken waar zich veel gevallen voordoen worden ontsmet, patiënten gaan in quarantaine. Maar dit heeft geen enkel effect. Naar de oorzaak tast men volkomen in het duister. In 1854 wordt ontdekt dat de cholerabacil zich verplaatst via door ontlasting verontreinigd water. Langzaam komt men tot het besef dat de stad permanent toegang tot schoon drinkwater nodig heeft. De eerste Amsterdamse waterleiding wordt aangelegd en er wordt begonnen met de aanleg van een uitgebreid rioleringsnetwerk. Daar zijn in eerste instantie echter alleen de rijkere Amsterdammers op aangesloten. Het zal nog tot ver in de 19e eeuw duren voordat alle Amsterdammers toegang hebben tot schoon drinkwater. Het is het einde van de cholera in Amsterdam, maar ook het definitieve einde van de permanent beschonken stad.
Wat een interessant artikel! Heel boeiend om te lezen. Wat moet het ongelofelijk smerig zijn geweest in de stad. Zodra het warm werd trokken de rijkelui de stad uit. Bizar dat ze niet eerder hebben bedacht om iets te doen aan die stank door een riool aan te leggen. Maar ja, dat is achteraf gezien. Het lijkt zo logisch, een riool. Maar dat is het blijkbaar niet. Blijkbaar is er zo iets drastisch als de cholera nodig om in actie te komen. Wat een wereld-shocking uitvinding dus eigenlijk, de uitvinding dat die ziekte zich door met poep bevuild water verspreid. Dat veranderde alles. Bedankt voor je stuk.